Blije voedingsassistent
Blije voedingsassistent
De uitdrukking: ‘geboren met een gouden lepel in haar mond’, geldt zeker niet voor Isabelle Verhoef (34). Toen ze in 2017, 30 jaar oud, in dienst trad bij het UMC Utrecht kreeg ze eindelijk de beloning voor al die jaren knokken. Een echt leuke jeugd heeft ze niet gehad. Nu heeft ze het gevoel dat ze het allemaal goed voor elkaar heeft. Ze vervalt ook nog wel eens in somberheid, terwijl ze in haar werk altijd spontaan, gezellig en aanwezig is. Een monoloog.
“Toen het UMC Utrecht belde dat ik aangenomen was als voedingsassistent kreeg ik tranen in mijn ogen. Het betekende voor mij een nieuwe start. Uitzicht op een vaste baan had ik nog niet eerder gehad. Een dikke streep onder het verleden! Een vriendin van mij vond dat voedingsassistent in het UMC Utrecht wel iets voor mij was. Ik heb toen gesolliciteerd en mocht op gesprek komen. Ik was doodnerveus. Het duurde ook lang voor ik wat de horen kreeg, maar ik werd aangenomen. De sollicitatiecommissie was aangestoken door mijn enthousiasme en mijn werkervaring in de horeca. Ik ben op D4 begonnen, in het begin heel spannend allemaal. Ik ging met een collega mee. Die bleef bij de deur staan en zei: ‘Ga je gang. Succes’. Ik had geen idee of iemand een dieet had, of op vochtbeperking stond of energieverrijkt voedsel moest hebben.
D4 is de trauma-afdeling. Op de verpleegafdeling D4 west traumachirurgie komen patiënten voor een behandeling aan het letsel dat zij als gevolg van een ongeval (trauma) hebben opgelopen. Daar moet je wel tegenkunnen. Het is niet fraai wat je daar allemaal ziet. Ik denk wel als je op D4 begint, en het gaat goed, dat je op iedere afdeling kan werken. Ik werk nu meestal op B4 oost en west (cardiologie). We hebben een erg leuk team. Team 1 werkt voornamelijk op de tweede en derde verdieping en Team 2 op de vierde en vijfde verdieping.
Op de afdeling cardiologie vind ik het wel eens lastig want je ziet vaak niet hoe ziek de patiënten zijn. Het is wel voorgekomen dat ik aan een collega vroeg, waar is die mevrouw van kamer X gebleven? Dan kreeg ik te horen dat zij overleden was. Daar schrok dan hevig van, want de dag daarvoor zat ze nog aan tafel te eten.
'Op Cardiologie zie je niet hoe ziek de patiënten zijn'
Ik was vier jaar oud toen mijn vader, mijn moeder en mij in de steek liet. Mijn moeder kreeg een nieuwe relatie, daaruit werden mijn halfbroertje en halfzusje geboren, maar die relatie strandde ook. Mijn moeder heeft altijd heel hard moeten werken om ons gezin te kunnen onderhouden. Ze had vaak meerdere baantjes tegelijk. Dat komt ook wel overeen met mijn situatie. Na het overlijden van mijn moeder moest ik proberen mijn hoofd boven water te houden. Ik heb alles aangepakt om maar geld te verdienen. Ik was 19 toen ik mijn moeder ’s ochtends dood in bed vond. Ze was pas 39. Dan sta je er helemaal alleen voor. Mijn halfbroertje en –zusje mochten niet bij mij blijven wonen, ze waren nog geen 18. Zij zijn bij hun vader in Friesland gaan wonen. Zelf moest ik ook het huis uit, want dat stond op naam van mijn moeder. Ik mocht er nog wel een paar maanden blijven wonen tot dat ik iets anders kreeg. In die tijd moest ik alles leeg- en opruimen. Ik kon wel in Zeist blijven wonen. Ik had geen spaargeld, al het geld dat ik verdiende droeg ik thuis af, ik had ook geen spaarrekening. Ik heb toen allerlei baantjes gehad, postbezorger, in de horeca, in de schoonmaak, bij de Rabobank, etc. Soms twee baantjes tegelijk. Pas toen ik in het UMC Utrecht kwam werken vond ik vastigheid. Daarvoor waren het allemaal uitzendbanen of contracten voor bepaalde tijd.
'Mijn missie is patiënten opvrolijken'
Over het algemeen kan ik het goed vinden met de patiënten. Soms ben ik bijna maatschappelijk werker. Bijvoorbeeld als ze hun hart moeten luchten. Maar we zijn ook altijd een onderbreking van de vaak lange dagen voor de patiënten. We komen met ontbijt, koffie of thee, soep, daarna weer de lunch, ’s middags weer wat te drinken en natuurlijk het avondeten. We zien de patiënten dus vier of vijf keer op een dag. Tussendoor moeten de karren weer bijgevuld worden. We zijn soms ook een verlengstuk van de verpleging. Op B4 west hebben veel patiënten een vochtbeperking. Toch komt het voor dat patiënten bij het ontbijt al drie drankjes bestellen. Ik zeg dan zou u dat wel doen, dan heeft u niet zoveel meer over voor de rest van de dag. De ene keer krijg je als reactie ‘Dat zie ik de rest van de dag dan wel’, terwijl een andere patiënt zegt: ‘Goed dat u het zegt’. We hebben het dan gezegd en is het de verantwoordelijkheid van de patiënt zelf. Ik geef toe dat dat soms lastig is, maar iedere patiënt is verantwoordelijk voor zijn eigen gezondheid.
Ik zie het ook wel een beetje als mijn missie om patiënten op te vrolijken. Ik ben altijd vrolijk en vriendelijk. Ik heb daarnaast best veel geduld met patiënten. En als ik een keer een ‘slechte’ dag heb, probeer ik te voorkomen dat de patiënten daar wat van merken. Moederdag is zo’n dag dat ik het lastig heb. Ik moest werken en alles staat op de patiëntenkamers in het teken van moederdag. Ik moet dan wel even slikken, en denk aan mijn eigen, veel te jong overleden moeder. Maar dat uit ik dan thuis, bij mijn vriend.
Het UMC Utrecht is de plek waar ik mijn draai heb gevonden. Al die moeilijke jaren zijn er mee ten einde gekomen. Ik kan nu gewoon werken zonder andere baantjes erbij te moeten hebben. Ik ben tevreden over mijn salaris, heb een dertiende maand en ik bouw eindelijk een pensioen op. Ik heb geen financiële zorgen meer.
Daarnaast is het een grote organisatie, die je veel mogelijkheden biedt. Ik wil niet tot mijn pensioen voedingsassistent blijven. Daarom ga ik starten met een cursus medische terminologie. Dat biedt mij later weer meer mogelijkheden, misschien medisch secretaresse. Er zijn kansen genoeg binnen het UMC Utrecht. Mijn huidige functie past voorlopig nog heel goed bij mij. Het geeft mij echt voldoening. Dat is voor mij belangrijk ik moet uit mijn werk voldoening halen, zien dat de patiënten tevreden zijn. Ik heb ook wel vrijwilligerswerk gedaan, en als ik zag dat ik mensen echt kon helpen, voelde dat goed. Het is een lange weg geweest om hier te komen, een weg met diepe dalen, maar ik heb alles nu goed op de rails. Sinds februari woon ik samen met mijn vriend in Utrecht, na 14 jaar Zeist. Ik heb er wel erg hard voor moeten vechten, daarin lijk ik op mijn moeder, dat was ook een vechtster.”