Mualla Kaya
Interview

Bruggenbouwer

Bruggenbouwer

Ziekenhuizen moeten geestelijke verzorging kunnen bieden aan patiënten die langer dan 24 uur in het huis verblijven en om geestelijke begeleiding vragen. In het UMC Utrecht werken vijf geestelijk verzorgers. Eén van hen is Mualla Kaya (48). Zij heeft theologie gestudeerd in Turkije en begeleidt nu vooral mensen met het islamitische geloof. Ze begeleidt vanuit haar professie echter iedereen die er voor open staat, van welke gezindte ook. Een monoloog.

‘Elkaar vinden, spreken en samen doen is geen automatisme’

“Ik zie mijzelf als een ‘bij’ die bijdraagt aan de hele bijenkolonie. Als je een bijenkolonie van buiten bekijkt, lijkt het als of ze niet veel contact met elkaar hebben. Iedere bij doet zijn eigen ding. Ze zijn allemaal bezig, maar uiteindelijk maken ze samen een mooi product: de honing. Dat is in het UMC Utrecht ook een beetje zo. Allemaal ‘zelfstandigen’ die er samen voor zorgen dat de patiënt de beste zorg krijgt. Daarom is netwerken erg belangrijk. In contact komen met collega’s en vooral ook blijven. Anders werk je langs elkaar heen. Elkaar vinden, spreken en samen doen is geen automatisme, je moet er echt in investeren.

Na mijn studie wilde ik als docent aan de slag. Tot mijn verrassing kwam ik erachter dat in zorginstellingen geestelijk verzorgers werkzaam waren. Dat heeft mijn koers doen veranderen. In 2006 ben ik in het UMC Utrecht komen werken. Er werkte in het huis al een imam, de heer Arslan Karagul. Hij was de eerste Islamitisch geestelijk verzorger in zorginstellingen. Na hem mocht ik als eerste vrouwelijke Islamitisch geestelijk verzorger aan de slag. Het UMC Utrecht is een pionier geweest in pluriforme Dienst Geestelijke Verzorging met verschillende levensbeschouwelijke identiteiten, van katholiek tot protestant, van humanist tot moslim. Veelkleurig dus, om de patiënt en diens familie te kunnen voorzien van een geestelijke verzorging die past bij de eigen identiteit.

Ik kom op verschillende manieren in contact met onze patiënten en hun families. Geestelijke verzorging kan worden aangeboden door verpleging of artsen, de patiënten kunnen er zelf om vragen, of de families kunnen er om vragen. Zowel voor de patiënt als voor henzelf, bijvoorbeeld als de patiënt in coma ligt. Verder ondersteun ik de patiënt niet alleen tijdens de klinische opname maar soms ook na ontslag, als poli-patiënt. We zetten het traject voort zolang het nodig is, zolang de patiënt dat wil. Ik ondersteun de patiënten in het AZU, maar ook in het WKZ. En met enige regelmaat word ik ook door het Prinses Máxima Centrum gevraagd.

‘Mijn lessen bouw ik zodanig op dat we ‘de ander’ herkennen vanuit onze eigen referentiekader’

Ik ben er uiteraard ook voor collega’s. Enerzijds in de vorm van gesprekken, ze kunnen hun hart luchten als ze daar behoefte aan hebben, maar ik geef ook lessen over culturele en religieuze zaken. Artsen, verpleegkundigen, vertrouwenspersonen en pedagogisch medewerkers lopen soms in hun werk aan tegen cultuurverschillen en waarde-schuringen, en hebben behoefte aan informatie en handvaten.

Ik ben niet een wij/zij denker, nee. Mijn lessen bouw ik zodanig op dat we ‘de ander’ herkennen vanuit ons eigen referentiekader. Een collega vertelde mij tijdens een les: “Nu je het zo vertelt snap ik waarom ik zo moeilijk een afspraak kan plannen met mijn schoonmoeder. Ik kom zelf uit Amsterdam en zij uit Brabant. De verschillen worden ineens heel herkenbaar, en dan ook nog eens binnen de eigen familie. Ik begrijp het nu beter.” Zo probeer ik een brug te bouwen van de ene wereld naar de andere, door te laten zien: het is eigenlijk één en dezelfde wereld. Door de positie van de ander te herkennen en te begrijpen kunnen we de ander vinden.

Natuurlijk heeft het voor Turkse patiënten meerwaarde dat ik van Turkse komaf ben. Je bent een landgenoot, je spreekt dezelfde taal, je komt uit dezelfde cultuur. Dat schept een band. Vooral Turkse ouderen noemen me gelijk ‘zuster’ of ‘dochter’. Je ‘zijn’ is dan een reden van de band die er ontstaat.

In de coronatijd kom je wel eens voor verrassingen te staan. De familie van een Covid-patiënt werd voorgesteld dat ik geestelijke bijstand zou kunnen leveren. De dochter zei in eerste instantie: “Wat fijn, mijn vader is een gelovig man.” Toen ik vertelde dat ze moest beseffen dat hij wel op een corona afdeling ligt, en vroeg of hij het niet verkeerd zou opvatten, gaf ze aan dat ze daar helemaal niet aan had gedacht. Hij zou inderdaad kunnen denken, als ik kom, dat het slecht met hem gaat en ik voor de stervensrituelen kom. Daarom hebben we besloten even te wachten tot hij wat aangesterkt was.

‘Je krijgt ruimte om te pionieren, verkennen, uitproberen, informatie verzamelen en analyseren’

Werken in een academisch ziekenhuis betekent dat je ruimte krijgt om dingen te doen waar je hart ligt en die nodig zijn. Je krijgt ruimte om te pionieren, verkennen, uitproberen, informatie verzamelen en analyseren. Dat is fijn. En ik probeer als ‘bij’ een kleine toevoeging te doen aan de vele kwaliteiten die er zijn. Je hebt ten slotte ook bloemenhoning, heidehoning, fruithoning, lindehoning, etc. Dat heeft te maken met het gebied waarin de bijen leven. Wij leveren ook een product. Uiteindelijk is dat een resultaat van de omgeving waar we uitkomen.

Ieder jaar is er in het ziekenhuis aandacht voor Ramadan. Intern komt er een artikel op intranet zodat zorgverleners weer alert zijn. Het is nu weer Ramadan en het artikel is inmiddels verschenen. Ik ben erg blij met het deel, ik citeer: ‘Het UMC Utrecht wil een fijne plek zijn om te werken, een afspiegeling zijn van de maatschappij, waar ieder mens telt. Op die manier verbeteren we samen de gezondheid van mensen en creëren we de zorg van morgen.’ Dat is wat we doen. Mooi, he?”

UMC Utrecht maakt gebruik van cookies

Deze website maakt gebruik van cookies Deze website toont video’s van o.a. YouTube. Dergelijke partijen plaatsen cookies (third party cookies). Als u deze cookies niet wilt kunt u dat hier aangeven. Wij plaatsen zelf ook cookies om onze site te verbeteren.

Lees meer over het cookiebeleid