Geen gebaand pad
Geen gebaand pad
Bij sommige mensen komt alles aanwaaien, terwijl anderen voor hetzelfde resultaat keihard moeten werken. Shariva Kariman (31) behoort tot de laatste categorie. Het in ontvangst nemen van haar artsendiploma was dan ook een moment van grote euforie. Al die jaren keihard knokken, had het resultaat opgeleverd dat ze als klein meisje al graag wilde. Als achtjarige wist ze het al: ik wil arts worden. Een monoloog.
‘Het was voor mij echt een ‘gloriemoment’ toen het zo ver was en ik mijn artsendiploma in ontvangst mocht nemen’
“Het UMC Utrecht is echt mijn leerschool geweest, letterlijk op het gebied van mijn opleiding tot arts, maar figuurlijk ook in mijn ontwikkeling als mens. In al die jaren heb ik er heel veel tijd doorgebracht. Als student, maar ook als werknemer. Als opleidingscentrum heeft het UMC Utrecht mij veel kanten van de medische wereld laten zien en als werkgever heeft het mij veel kansen geboden om mijzelf te ontwikkelen op andere vlakken. Dankzij het UMC Utrecht heb ik in deze periode brede kennis en kunde opgedaan. Dat komt mede door de verschillende rollen die ik mocht en kon vervullen in het ziekenhuis. Het was voor mij dan ook echt een ‘gloriemoment’ toen het zo ver was en ik mijn artsendiploma in ontvangst mocht nemen.
Mijn studie is niet geheel probleemloos verlopen. Na het VWO had ik het geluk dat ik direct inlootte voor de studie geneeskunde. Vanuit Brabant ben ik toen naar Utrecht verhuisd. Door privé-omstandigheden moest ik na een half jaar al met mijn studie stoppen. Gelukkig kon ik bij het facilitair bedrijf, afdeling Multimedia, direct aan het werk in het ziekenhuis. Eerst achter de balie om klanten te woord te staan. Later als orderbegeleider, waarbij ik samenwerkte met fotografen en vormgevers. Daarnaast had ik veel contact met klanten binnen het UMC Utrecht. Binnen het facilitair bedrijf kreeg ik toen de kans om projectmedewerker bij Multimedia Techniek te worden. Ik deed daar IT-projecten die een relatie hadden met de zorg. Ik vond het leuk om op die manier raakvlakken te hebben met de zorg. Dat wilde ik zelf ook graag, om feeling met de echte zorg te houden. Toen er bij een reorganisatie een splitsing kwam, een deel van de werkzaamheden ging naar Marcom (marketing&communicatie) en een deel naar de DIT (IT), ben ik meegegaan naar DIT. Binnen de directie IT kon ik blijven meewerken aan projecten, wat ik altijd met plezier heb gedaan. Ondertussen bleef het verlangen naar het werken in de zorg bestaan en besloot ik in 2012 weer fulltime terug te gaan naar de collegebanken.
‘Het was fijn om een beter beeld te krijgen van het zorgproces door meer op de ‘vloer’ rond te lopen’
Gelukkig kon ik meteen weer aan de gang en hoefde niet opnieuw in te loten, aangezien de oude loting nog geldig was. Om mijn studie, woonlasten en de leuke dingen in het leven te kunnen bekostigen moest er natuurlijk ook geld worden verdiend. In de praktijk betekende dit, dat ik ieder vrij uurtje benutte om te werken. Dat betekende tijdens de vakanties, maar ook als ik bijvoorbeeld drie tussenuren had, had ik met mijn leidinggevende geregeld dat ik klusjes kon doen. Het werk bij Multimedia en later bij de DIT heb ik altijd met veel plezier gedaan, maar ik wilde meer kennis over de zorg en alles wat daarbij kwam kijken. Via de Werkwinkel werkte ik als poli-assistent op poli geel, verloskunde en rood. Het was fijn om een beter beeld te krijgen van het zorgproces door meer op de ‘vloer’ rond te lopen. Ook al was het af en toe best pittig om coschappen te lopen en daarna nog op meerdere afdelingen te werken.
Toen ik coschappen liep, gebeurde het geregeld dat ik om 20.30 uur klaar was en daarna nog ‘even’ ging werken. Na de diploma-uitreiking en het daadwerkelijk beginnen als arts Foetale geneeskunde in het WKZ zat een periode van drie weken. Dat was voor het eerst in al die jaren dat ik drie weken achter elkaar vrij was. Dat was nieuw voor mij. Wat een luxe. In die drie weken had ik allerlei afspraken met onder andere vriendinnen gepland. En daar heb ik van genoten. Vakantie, dat was ik niet gewend. Terugkijkend vind ik wel, na al die jaren buffelen, dat ik het had verdiend.
‘Het moest iets met verloskunde worden’
Dat ik arts wilde worden, stond voor mij als meisje al vast. Welke richting, daar had ik minder een beeld bij. Wel wilde ik iets met ‘sociale geneeskunde’. Misschien huisarts, misschien kinderarts. De echte keus werd voor mij duidelijk na mijn coschap gynaecologie. Het moest iets met verloskunde worden.
Binnen de gynaecologie ben ik nu aan de gang als foetale arts in het WKZ. We bieden daar 1e, 2e en 3e lijns zorg. Bij de 1e lijnszorg gaat het om ongecompliceerde zwangerschappen. Deze verloskunde wordt verzorgd door verloskundigen. Daar hebben wij vrij weinig mee van doen. Bij de 2e lijnszorg kan er iets zijn met de moeder, met het ongeboren kind of met beiden. De moeder kan medicijnen gebruiken, zoals bijvoorbeeld antidepressiva of antepileptica en hierdoor wordt een zwangerschap medisch, waardoor medische begeleiding nodig is. Soms zijn er aanstaande moeders met een drank- of drugsverslaving. Die hebben ook speciale begeleiding nodig. Uit echo’s kan blijken dat het kind bepaalde afwijkingen heeft. Een kind kan te klein of te groot zijn, of andere structurele afwijkingen hebben. Eén van mijn taken is het maken en bestuderen van die echo’s. Samen met mijn supervisor analyseren we en bespreken met de ouders wat er aan de hand is. Afhankelijk van het soort afwijking kan er een andere specialist bijkomen. Dan wordt er multidisciplinair overlegd over de desbetreffende patiënt en wordt er gezamenlijk een gesprek gevoerd met de (toekomstige) ouders. Het contact met de patiënten in een belangrijke periode in hun leven, de expertise van de foetale geneeskunde binnen het WKZ en het medisch technische werk, maakt dat ik mijn werk prachtig vind. Het geeft veel voldoening. Vooral als ik terugkijk naar de weg die ik heb moeten afleggen om zover te komen.”