Irene Bruggeman
Interview

Hart voor de patiënt

Hart voor de patiënt

Patiënt, patiënt, patiënt! Daar heeft Irene Bruggeman (69) zich altijd met meer dan 100% voor ingezet.  Zo heeft ze in 2014 aan de wieg gestaan van de eerste Cliëntenraad van het UMC Utrecht. Dat was pionieren. De Cliëntenraad is inmiddels een begrip en wordt bij heel veel betrokken. “Maar” zegt ze met klem, “het is geen vervanging van de patiënt.” Een monoloog van de eerste voorzitter die een jaar geleden is gestopt.

“Op een gegeven moment begonnen de verschillende afdelingen patiëntenparticipatie serieus te nemen, ik heb toen aangegeven dat wij als Cliëntenraad het niet alleen kunnen. Wij zijn vrijwilligers. Er lag zoveel moois, dat moest verder opgepakt worden door medewerkers. Dat pakte de Raad van Bestuur goed op en het heeft geresulteerd in de Programmagroep Patiëntenparticipatie. Wij hebben de oprichting van die groep echt gestimuleerd. Geen medewerkers die het erbij moesten doen, maar medewerkers die het in hun functieomschrijving hebben staan. Een mooi succes.

'Iedereen zó gedreven in het UMC Utrecht'

Het is een programma voor vier jaar, over twee jaar stopt die groep. Patiëntenparticipatie moet dan in de genen zitten en ‘gewoon’ onderdeel van het werk zijn. We moeten dan wel vinger aan de pols houden. De Cliëntenraad zal altijd moeten blijven stimuleren en ‘duwen’. Altijd de vraag blijven stellen: is dit wel het beste voor de patiënt? Je doet het al vier/vijf jaar zo, is dat nog steeds het beste voor de patiënt? Wat ik merk is dat iedereen onze werkwijze waardeert. We willen meedenken, helpen. We zijn niet van het ‘rode kaarten uitdelen’. Of zeggen zo en zo moet je de patiënt er bij betrekken. Ik ben erg van de dialoog, daar bereik je het meeste mee. Ga je er met gestrekt been in, dan gooi je deuren dicht. En dat heeft gewerkt, want over het algemeen wordt het werk van de Cliëntenraad gewaardeerd.

Na mijn geboorte in Breda, heb ik op heel veel plaatsen in ons land gewoond. Dat kwam omdat mijn vader door zijn baan bij Defensie op veel verschillende plaatsten heeft gewerkt. Tijdens mijn stage als doktersassistente kwam ik er achter dat ik meer wilde. Ik vond het te beperkt. In de Libelle zag ik een verhaal dat in het WKZ de eerste afdeling voor kinderdialyse in Nederland zou worden geopend. Ik heb een brief gestuurd en aangegeven dat ik daar wilde werken en werd aangenomen. Ik heb in het oude WKZ, aan de Nieuwegracht, met enorm veel plezier gewerkt . Omdat ik er tussenuit wilde, ben ik in Oostenrijk een paar jaar gaan werken als reisleidster. Heel iets anders.

Met de  trombosedienst in Zeist als tussenstap, ben ik terechtgekomen in het wetenschappelijk onderzoek rond voeding en kanker bij de vakgroep Toxicologie van de Wageningen Universiteit. Dat was precies wat ik wilde. Ik kon eigen onderzoek doen, schreef publicaties, ging naar buitenlandse congressen en hield presentaties. Bij een reorganisatie heb ik zodanig meegewerkt dat mijn eigen functie overbodig werd. Na 21 jaar bij zo’n grote organisatie wilde ik graag naar een kleinere organisatie, waar beslissingen wat sneller genomen konden worden, waar het wat minder stroperig toe ging. Bij de Fietsersbond ben ik mij toen gaan bezighouden met de professionalisering van de financiële administratie. Na acht jaar stond alles goed op de rails. Ik wilde graag terug naar de gezondheidszorg. Bij het Diakonessenhuis werd ik hoofd van buitenpolikliniek in Doorn. Dat was een tijdelijke functie van anderhalf jaar en ik had net besloten om voor mezelf als interimmer verder te gaan, toen ik borstkanker kreeg. Dat was niet het moment om voor jezelf te beginnen, je hebt dan wel andere dingen aan je hoofd. Op het moment dat ik daarvan aan het opknappen was, zag ik in 2014 dat ze bij het UMC Utrecht iemand vroegen voor de nieuw op te richten Cliëntenraad. Ik heb gereageerd omdat het een mooie combinatie was van wat ik gedaan had, gezondheidszorg, wetenschappelijk onderzoek en  onderwijs en financiën. Dat kwam mooi samen.

'We delen geen rode kaarten uit'

Toen ik bij de polikliniek werkte, vond ik dat we alles heel goed deden voor de patiënt, maar toen ik zelf patiënt werd, kwam ik erachter dat dat lang niet altijd het geval is. Dus de Cliëntenraad sprak mij heel erg aan. Er hadden 95 mensen gereageerd op die advertentie, voor elf plaatsen. Ik kreeg een telefoontje dat ik in de Cliëntenraad mocht, maar ze vroegen gelijk of ik voorzitter wilde worden. We werden door twee leden van de Raad van Bestuur geïnstalleerd en daarna was het: ‘Ga je gang maar’. Voordat we officieel geïnstalleerd werden, was er een heidag van het UMC Utrecht. Daar was ik ook voor uitgenodigd omdat er ook een groepje was die zich moest buigen over hoe ze in de toekomst patiënten konden betrekken bij zorg, onderwijs en onderzoek. Voorzitter van dat groepje was een internist, Margriet Schneider, de huidige voorzitter van de Raad van Bestuur. Er waren stapels literatuur over dat onderwerp. Alleen de hoe-vraag ontbrak. Er werd gezegd: daar hebben we een Cliëntenraad voor. Met die boodschap ben ik teruggegaan naar de Cliëntenraad. Er is literatuur genoeg, op papier staan genoeg ideeën over patiëntenparticipatie. Maar hoe het moet worden geïmplanteerd stond er niet bij. Op die manier zijn we inventariserend begonnen: wat is patiëntenparticipatie ? Hoe kunnen we daar vorm aan geven? Alle afdelingshoofden hebben een brief gekregen, ondersteund door de Raad van Bestuur, om te vragen wat er al was op dit gebied. Zelf ben ik bij alle afdelingen kennis gaan maken. En in ieder gesprek heb ik gevraagd wat vindt de patiënt ervan. Hoe ervaart de patiënt dat? Op een gegeven moment kregen ze een sik van me omdat ik dat iedere keer weer vroeg. Op het laatst was het zo dat als ik door de gangen liep mensen al riepen: ‘we hebben de patiënt gevraagd hoor’! Zo hebben we het eigenlijk op gezet. We riepen niet je moet dit, je moet dat. Hebben suggesties aangedragen. Hebben ze verwezen naar andere afdelingen die al iets deden op dat gebied. We hebben geprobeerd bruggen te slaan tussen verschillende afdelingen. Een valkuil was dat wij niet de patiënt zijn. Wij moeten ervoor zorgen dat de patiënt erbij betrokken wordt. Dat pionieren vond ik erg leuk. Het UMC Utrecht moest er wel aan wennen, bij sommigen ging dat snel en bij andere duurde dat wat langer. Gelukkig dat de Raad van Bestuur van het begin af aan achter ons heeft gestaan en ons heeft gesteund en overal bij betrokken.

Het UMC Utrecht is een mooie organisatie. Een prachtige omgeving om te werken. Je ontmoet veel mensen, vanuit verschillende invalshoeken vanuit zorg, onderwijs en onderzoek. Er is zoveel kennis in het UMC Utrecht vanuit al die verschillende disciplines.  Het is een dynamische omgeving waar ik mij als een vis in het water heb gevoeld. Iedereen van schoonmaker tot leden van de Raad van Bestuur, is zó gedreven. Mensen gaan uitdagingen aan, zijn op zoek naar nieuwe dingen. Daar voelde ik me heel erg thuis, want dat is mijn aard ook: altijd op zoek naar nieuwe dingen en kennis. Ik kijk nu met heel andere ogen de wereld in. Neem de toeslagenaffaire, die toeslagen zijn ingevoerd zonder de doelgroep erbij te betrekken, dat geldt ook voor de bouw of inrichting van winkels en woonwijken. De doelgroep wordt er niet bij betrokken. Dat is heel jammer. Daarom ben ik zo blij met de patiëntenparticipatie in het UMC Utrecht.”

UMC Utrecht maakt gebruik van cookies

Deze website maakt gebruik van cookies Deze website toont video’s van o.a. YouTube. Dergelijke partijen plaatsen cookies (third party cookies). Als u deze cookies niet wilt kunt u dat hier aangeven. Wij plaatsen zelf ook cookies om onze site te verbeteren.

Lees meer over het cookiebeleid