Tatjana Seute
Interview

Hoogleraar met ‘ander’ profiel

Hoogleraar met ‘ander’ profiel

Sleutelpersonen zijn belangrijk geweest in het leven van Tatjana Seute (49). Die gaven haar op het juiste moment een duw in de goede richting. Haar eerste verkering die haar stimuleerde serieuzer te worden op de middelbare school, de neuroloog in Sittard die haar aanspoorde te solliciteren naar een opleidingsplek, de divisiemanager die haar stimuleerde te gaan voor het hoogleraarschap. Als neuro-oncoloog ziet ze het belang van de patiënt. In 2017 won ze de precieuze Boerhaaveprijs. Een monoloog.

“Het UMC Utrecht betekent heel veel voor mij. Ik vergelijk het ziekenhuis wel eens figuurlijk met het naar de speeltuin gaan. Je komt ’s ochtends binnen en dan verwacht je dat alles goed loopt, de draaimolen draait, de tickets worden verkocht en alles glimt weer. Ik vind dat als je in zo’n huis werkt als dit, waar je volop kansen krijgt, waar je wel heel hard voor moet werken, moet je ook bijdragen. Moet je ook af en toe het hekje verven, de tickets verkopen en het gras maaien. Als je echt wil, kan er heel veel in het UMC Utrecht. Niemand die je dat belet. Als je vragen hebt, of je bent het niet eens met ontwikkelingen stap dan op je divisieleiding of de Raad van Bestuur af.  Er zijn toch lunchbijeenkomsten, ga er heen en stel je vragen. Niet dat alles direct verandert, maar als je die stap niet wilt zetten, klaag dan niet. Ik zie het UMC Utrecht als een instituut in beweging, ik zie vooral kansen. Ik kom hier ook echt heel graag. Voel me hier thuis, ondanks dat ik het niet altijd makkelijk heb gehad. Er is altijd draagvlak geweest, op wat van manier dan ook, voor wat ik wilde doen. Ik ben vooral blij met de beweging die we nu maken, de patiënt centraal.

Al heel jong had ik twee mogelijkheden in mijn hoofd wat ik later wilde worden, ballerina of dokter. Ik bleek voor ballerina niet voldoende talent te hebben om echt uitvoerend danseres te worden. Daarom heb ik gekozen voor mijn andere droom, dokter worden. Mijn middelbare schooltijd is niet verlopen zoals die van de gemiddelde geneeskunde student. Ik begon op het atheneum. Ik bleef zitten omdat ik de wereld van de middelbare school ontdekte. Ik deed een stapje terug naar de HAVO, dat ging eigenlijk ook niet. Ik stond op het punt om naar de MAVO te gaan, toen ik verkering kreeg met een jongen die gymnasium deed. Hij zei tegen mij: ’Je wilt toch dokter worden, dat gaat zo nooit lukken.’ Het kwartje is toen bij mij gevallen. De HAVO heb ik gehaald, ben doorgestroomd naar het Atheneum, maar was al 21 toen ik van de middelbare school kwam. Voor geneeskunde ben ik twee keer uitgeloot voor ik ingeloot werd in Maastricht.

Al in het tweede jaar van mijn studie wist ik dat ik verder wilde in de neurologie. Als dokter heb ik een voorkeur voor tastbare ziektes.  Als iemand met tintelingen in zijn vingers komt, moet ik weten waarom die patiënt bij mij komt. Wat is zijn vraag? Ik moet de achtergrond weten voor ik de diagnose kan stellen. Als neuroloog ben je ontzettend mensgericht, ben je dat niet, dan moet je iets anders gaan doen. Dat zeg ik ook tegen de artsen in opleiding. Ben je niet nieuwsgierig naar de mens achter je patiënt dan is dit niet het vak voor je. Daarnaast is ons brein ook ontzettend fascinerend. Over die combi met oncologie had ik al nagedacht toen ik basisarts was. Ik dacht als ik neuro-oncoloog, zou kunnen worden, dan ben ik ‘klaar’ wat mij betreft.

Ik ben begonnen in het ziekenhuis in Sittard. Al na drie maanden vertelde een neuroloog mij dat er een opleidingsplek in Maastricht kwam. Hij pushte mij te solliciteren. Ik kon op gesprek komen, en werd aangenomen. Tijdens het gesprek heb ik aangegeven heel graag die oncologie er bij te willen doen. Dat was toen nog heel klein binnen de neurologie. Dat kon, maar dan moest ik ook nog promoveren. Ik heb de opleiding tot neuroloog  en promoveren gecombineerd. In zeven jaar heb ik mijn specialisatie afgerond en gepromoveerd.

'Gaat niet over zo lang mogelijk leven, maar over zo goed mogelijk'

Ik ben eigenlijk bij toeval in 2006 in het UMC Utrecht terechtgekomen. Ik ontmoette in Maastricht de liefde van mijn leven en wij kregen een relatie. Wij zaten allebei in onze laatste fase van de opleiding tot neuroloog. Samenwerken binnen dezelfde staf was niet zo’n goed idee. Ik heb toen gesolliciteerd in Utrecht (UMCU) en hij in Den Haag. Beiden zijn we aangenomen. Ik oorspronkelijk voor een jaar. Tijdens het sollicitatiegesprek werd mij duidelijk dat neuro-oncologie geen speerpunt was en dat het echt maar voor een jaar was. Binnen een uur belden ze al dat ik kon komen. Uiteindelijk gedijde ik wel in de groep. Maar de neuro-oncologie mocht geen speerpunt worden. Ondanks dat we niet mochten groeien, ging dat vanzelf. Ook als je geen onderzoekslijn hebt, of veel aan reclame doet, blijkt dat je kan groeien, want de belangrijkste aantrekkingskracht is goede zorg. Heb je dat goed op orde, ga dan maar eens nadenken over onderzoekslijnen, niet andersom. Dat heeft gewerkt. Hoogtepunt was 2015, toen neuro-oncologie alsnog een speerpunt werd. We hebben een eigen zorglijn binnen de afdeling Neurologie&Neurochirurgie gekregen. We zijn toen enorm gegroeid en hebben, nadat we de zorg goed hadden ingericht, de onderzoekspoot verder kunnen opzetten. Zo zijn we één van de grootste neuro-oncologisch centra van Nederland  geworden.

Wij zijn gespecialiseerd in gliomen, een primaire hersentumor, dat zijn gezwellen die uit het hersenweefsel zelf zijn ontstaan en niet een uitzaaiing zijn van een gezwel elders in het lichaam. In Nederland zijn er maar ongeveer 1200 nieuwe patiënten per jaar. Ik heb een fantastisch vak, maar er zit ook een andere kant aan. We weten dat we de patiënten met een glioom niet kunnen genezen. Ik zeg ook tegen jonge dokters, op het moment dat patiënten de diagnose horen moet je er rekening mee houden dat voor die patiënt de belangrijkste tijd van zijn leven begint. Dat je als dokter mag bijdragen aan het laatste deel van iemands leven, maakt het echt een mooi vak. Dan maakt het heel veel uit wat voor beslissingen je samen neemt. Dat gaat niet alleen over zo lang mogelijk leven. Maar vooral over zo goed mogelijk! Daar hebben we de laatste jaren wel heel veel in bereikt. De term uitbehandeld gebruiken wij niet, ook als we de tumor niet kunnen remmen zijn wij er als team van zorgverleners om het leven en het sterven voor de individuele patiënt en naasten zo waardig mogelijk te laten zijn. Ons streven is ook dat de patiënt contact heeft met maar één arts, en niet steeds een andere arts heeft.

Sinds februari 2021 ben ik benoemd tot hoogleraar. Ik ben hier niet gekomen met het idee: ik ga hier eens onderzoekslijnen opzetten. Ik heb altijd gedacht: waar pas ik en waar ben ik het meest van waarde als dokter. Dacht altijd dat hoogleraarschap helemaal niet bij mij paste. Ik heb geen eigen onderzoekslijn en dus ook niet heel veel gepubliceerd. Dat leek altijd wel noodzakelijk om hoogleraar te worden. Mijn hart ligt bij opleiden en de patiëntenzorg en het opleiden/onderwijs, daar werd je vroeger geen hoogleraar mee. Toen ik een keer een grote, echt grote, donatie kreeg van een patiënt, ben ik in de picture gekomen. Een lid van de Raad van Bestuur vertelde toen, we werken aan leerstoelen met een ander profiel, misschien is dat wat voor jou. Toen is er wel een zaadje geplant. De nieuwe divisiemanager heeft mij jaren later het zetje in de juiste richting gegeven om hier ook echt voor te gaan. En nu vervul ik de leerstoel ‘Samenwerking  voor en met patiënten met een neuro-oncologische aandoening’. Een hele diplomatieke titel, maar wel helder waar het om draait. Dit soort leerstoelen lijkt minder op de klassieke leerstoelen. Mijn leerstoel moet proberen een beweging naar meer patiëntenparticipatie in gang te krijgen. Dat is een mooie uitdaging.”

UMC Utrecht maakt gebruik van cookies

Deze website maakt gebruik van cookies Deze website toont video’s van o.a. YouTube. Dergelijke partijen plaatsen cookies (third party cookies). Als u deze cookies niet wilt kunt u dat hier aangeven. Wij plaatsen zelf ook cookies om onze site te verbeteren.

Lees meer over het cookiebeleid