Innovaties als roeping
Innovaties als roeping
Gepromoveerd in Delft, terwijl hij liever in de Lutherse kerk in Amsterdam was gepromoveerd. Dat is een veel sfeervollere ruimte dan het ‘mortuarium’ in Delft dat er toen niet uitzag. Joris Jaspers (51) is een innovator in hart en nieren, enthousiast, veel ideeën, gedreven, betrokken en constant op zoek naar uitdagingen. Een monoloog.
“Bij onze afdeling Medische Technologie&Klinische Fysica ( MTKF) ligt de focus natuurlijk erg op medische technologie, terwijl er steeds meer ICT bij komt kijken. Gelet op dit soort ontwikkelingen zouden wij graag samen met de directies Innovatie Technologie en Digital Health én zorgverleners een innovatielab inrichten, als fysieke samenwerkingsplek. Om aan innovaties met eindgebruikers te kunnen werken. Een laagdrempelig lab waar onder andere verpleegkundigen kunnen aankloppen en met collega’s en studenten kunnen samenwerken aan innovaties. Niet de zoveelste vergaderzaal, maar een heel ander soort inspirerende co-creatie ruimte. We hebben nu een valorisatieruimte op een ‘toplocatie’ in de hal. Die ruimte weten zorgverleners goed te vinden. Dat zou een perfecte ruimte kunnen zijn voor een experiencecenter of innovatielab. Ik probeer die verschillende werelden, medische technologie, ICT, onderwijs, onderzoek en zorg bij elkaar te brengen. Er zijn bijvoorbeeld al verschillende projecten gestart in het UMC Utrecht en St. Antoniusziekenhuis, waar studenten van de Hogeschool Utrecht van verschillende opleidingen tegelijk werken samen met verpleegkundigen. Zo werken techniekstudenten in een project in het UMC Utrecht aan de vraag: Wat zijn de uitdagingen bij de overgang van piepers naar smartphones? De studenten Technische Bedrijfskunde worden gekoppeld aan verpleegkundestudenten, om input te krijgen vanuit de zorgexpertise. Een mooi project is ook om de metingen die een verpleegkundige aan bed doet, gelijk in HIX te verwerken, voorheen krabbelden ze wat op een papiertje en moesten dat later allemaal gaan zitten invoeren. De ‘controlepalen’ met de bloedrukmeter zijn al digitaal en hebben al draadloze communicatie, dus dat is het probleem niet. Het rechtstreeks in het medisch dossier krijgen en de bevestiging dat het technisch goed is gegaan is best ingewikkeld.
Een ander voorbeeld. Het UMC Utrecht is een heel nieuw infotainmentsysteem met Ipads aan het uitrollen op de patiëntenkamer. Omdat het een digitale tool is en geen televisiescherm meer, biedt dat heel veel mogelijkheden. Als je hier in het ziekenhuis ligt, kan je wel skypen met het thuisfront, maar niet met de verpleegpost. Wil je contact met de verpleegpost, kan dat alleen door op de rode knop te drukken. Er zijn zorginstellingen met hetzelfde systeem, die hebben gewoon een facility knop. Die staat in contact met een facilitymedewerker, die kan dat glaasje water of andere kussen brengen. Met de verpleging kunnen ze gewoon videobellen. Dat geeft de verpleegkundige de mogelijkheid zelf in te schatten of ze naar de patiënt moet gaan, terwijl ze nu altijd moet lopen. De tablet is er al op ingericht. Maar dat is niet echt medische technologie, ik zou het dus graag willen verbreden, naar arbeidsbesparende hulpmiddelen. Die tools die het zorgverleners makkelijker maken hun werk te doen en zich kunnen focussen op hun kerntaken. Als je zo’n experiencecenter goed inricht, krijg je veel meer samenwerking. De hele UMC Utrecht-strategie staat vol met het woord samenwerking, met bedrijven, met onze strategische partners, met verschillende disciplines in huis. Dat moet je faciliteren.
'Niet de zoveelste vergaderzaal, maar een echt innovatielab'
Ik heb werktuigbouwkunde aan de TU Delft gestudeerd. Ik kom uit een medisch nest, dus ik ben heel vertrouwd in de medische wereld. Mijn vader was orthopedisch chirurg en mijn opa neuroloog. Ik heb dan ook lang getwijfeld wat ik zou gaan studeren. Toen ik een jaar of 14 was mocht ik met mijn vader mee naar een operatiekamer terwijl hij heupen aan het reviseren was. Ik vond dat heel fascinerend, maar vooral alle apparatuur en techniek die werd gebruikt. Meer dan puur het medische gedeelte. In Delft heb ik binnen werktuigbouwkunde meet- en regeltechniek gekozen omdat daar medische instrumentatie bij zat. Zo snel als het kon ben ik in een medische afstudeerrichting begonnen; de ontwikkeling van een lichaamsbekrachtigde handprothese. Mensen die geen onderarm meer hebben maar nog wel een stomp kunnen de beweging van hun elleboog omzetten in een knijpbeweging in de pols. Ik heb daar een slim scharnier- en koppelmechanisme voor bedacht. Als je hand niet gebruikt voor de knijpfunctie kan je je elleboog gebruiken. De ondertitel van mijn afstudeeropdracht was dan ook: “Je elleboog gebruiken.”
Ik werd gewezen op een vacature voor een ontwerper/constructeur bij de medische technologie in het AMC in Amsterdam. Daar heb ik eerst als ontwerper en later als projectleider gewerkt. Ik kan heel makkelijk met artsen en onderzoekers praten. Ik kletste mij bijvoorbeeld naar binnen op de OK. Daardoor kreeg ik projecten voor elkaar. Anderen lukte dat niet, omdat zij op een opdracht zaten te wachten. Ik ging halen, in plaats van wachten. Dat leverde interessante projecten op. Zo ben ik mijn promotieonderzoek ingerold. Ik kreeg de mogelijkheid om aan het minimaal invasieve instrumentarium voor chirurgie te werken. Dat zijn van die slanke apparaatjes die gebruikt wordt voor chirurgische ingrepen waarbij veel kleinere sneetjes gemaakt worden dan bij een 'klassieke' ingreep. In 2006 ben ik gepromoveerd. Na mijn promotie kon ik in het AMC mijn ei niet meer zo goed kwijt. Ik was projectleider, mijn onderzoeksfunctie was vervallen na de promotie.
In 2007 ben ik, na tien jaar AMC, overgestapt naar een functie als consultant medische technologie in het UMC Utrecht. Een hele brede functie, in die tijd heb ik heel veel contact gehad met managers bedrijfsvoering. Na anderhalf jaar bleek dat er al een tijdje een onvervulbare vacature, hoofd ontwikkeling en klinische fysica, open stond. De bedoeling van die functie was de kennis van de klinische fysica en de ontwikkelkracht dichter bij elkaar brengen. Dat waren twee eilandjes die samengevoegd moesten worden. Dat werd mijn eerste, stevig leidinggevende baan. Dat doe ik nog steeds, al is er wel veel veranderd. We hebben onder andere binnen de afdeling een Team Onderzoek gecreëerd. Ik ben nu teamleider valorisatie en onderzoek en ben zelf ook onderzoeker. Sinds 2013 ben ik Universitair hoofddocent (UHD) geworden voor ongeveer een kwart van mijn tijd. Dat betekent vooral onderzoek doen en af en toe college geven. Binnen het team Onderzoek doen we in samenwerking met andere onderzoekers uit het UMC Utrecht onderzoek naar nieuwe medische hulpmiddelen, gebruik van medische hulpmiddelen én innovatiemethoden
De hele afdeling Medische technologie en klinische fysica onderhoudt onder andere alle medische apparatuur, met uitzondering van de grote scanners en wat zeer specialistische apparatuur. Naast het uitvoeren van onderhoud, onderhouden wij ook de contacten met leveranciers als die het onderhoud uitvoeren. Daarnaast geven we advies en opleiding over aanschaf en gebruik van medische apparatuur. Bij de hele afdeling werken ongeveer 90 mensen. De innovatietak, waar circa 25 mensen werken, bestaat uit drie teams, productontwikkeling, onderzoek en valorisatie. Bij dat laatste team komen vragen binnen waarvan wij denken; dat is een innovatie met een veel bredere potentie dan alleen voor die ene, specifieke afdeling waar de vraag vandaan komt. Dan proberen in co-creatie en co-investering samen met die afdeling en externe partners tot een marktrijp product te komen, dit noemen we de Pontes methode.
Het UMC Utrecht is voor mij een plek waar ik kan samenwerken met heel veel verschillende typen mensen. Van onderzoekers die iets fundamenteels onderzoeken, tot zorgverleners die het leuk vinden om met technologie bezig te zijn. Met verschillende disciplines in contact te zijn, hun enthousiasme en passie voor het vak te horen en mij dat eigen te maken en mijn passie voor het vak overdragen. Via Teams vind ik dat lastig, je ziet als je iets vertelt veel minder de twinkeling in de ogen van de ander. Dat heb je nodig om dingen voor elkaar te krijgen. Als ingenieur had ik ook onderzoeker aan een TU kunnen worden. Maar nu zit ik dichter tegen de praktijk aan dat vind ik heel leuk. Dingen die je ontwikkelt worden ook gebruikt. Op een TU blijft het te vaak op laboratoriumniveau.”