Kinderverpleegkunde als passie
Kinderverpleegkunde als passie
Geduld, passie, liefde voor kinderen, begrip voor ouders. Zo maar een paar eigenschappen die je moet hebben om te kunnen werken als kinderverpleegkundige. Sommige mensen zijn daar niet geschikt voor, terwijl anderen er voor ‘geboren’ zijn. Margreet van der Heiden (56) behoort tot de laatste categorie. Zou dat niet zo zijn, zou zij het niet al 31 jaar volhouden in het WKZ. Een monoloog.
'Neurologie is mijn passie'
“Wij waren heel blij dat we 2 Maart 1999 verhuisden van afdeling C5 in het AZU, naar het nieuwe WKZ. Tien jaar lang waren we op C5 een soort B-locatie van het WKZ dat gehuisvest was op de Nieuwegracht in Utrecht centrum. Wij zaten met kinderen in een ziekenhuis wat geschikt was voor volwassenen. Er was geen eigen kinderarts. Als we een kinderarts nodig hadden, kwam hij of zij met een taxi vanaf de Nieuwegracht. Maar we hadden ook geen eigen intensive care, de röntgenafdeling en het laboratorium waren niet ingesteld op kinderen, we hadden geen eigen CT-scanner en geen eigen operatiekamers. We kregen in die tijd soms wel het verwijt dat we als verpleegkundigen ‘haar op onze tanden’ hadden. De assistenten van de neurologie kwamen met een zekere angst naar onze afdeling als wij hen belden. We moesten ook echt opkomen voor onze kinderen, want je had geen dokter bij de hand. Het meeste kwam op ons neer. In die tijd was het nog geen gewoonte dat ouders ‘inroomden’. Je had vrijwel altijd de volledige zorg voor de kinderen. Je was een soort verlengstuk van de ouders, je ging met ieder onderzoek mee. Dat werd in het nieuwe WKZ anders, daar waren veel meer faciliteiten zodat ouders konden blijven slapen. Nu gaan meestal de ouders mee met de onderzoeken, dat is een heel groot verschil. Het is allemaal veel kindvriendelijker geworden. Dat is niet alleen door ons gekomen, ook de maatschappij veranderde. Ouders zijn veel mondiger geworden.
Toen ik 25 jaar in dienst was vroeg Joost Frenkel, kinderarts, wat voor mij het hoogtepunt in die 25 jaar was geweest. Ik hoefde daar niet over na te denken, dat was de verhuizing naar hier. Het werk werd veel beter gefaciliteerd.
Ik ben kinderverpleegkundige op afdeling Panda. Na een reorganisatie twee jaar geleden, hebben we allemaal nieuwe namen gekregen. Daarvoor was het Dolfijn. Alle afdelingen hebben andere ziektebeelden. Panda heeft neurologie, dat zijn onder andere kinderen met epilepsie, ontwikkelingsachterstanden, spierproblemen. Wij hebben bijvoorbeeld kinderen liggen met SMA. De spierziekte waar zoveel over te doen is in verband met de kosten van het medicijn. Wij hebben toentertijd twee kinderen gehad die dit medicijn toegediend hebben kregen. Wij zijn het enige ziekenhuis in Nederland waar dat op dit moment gebeurt. Bepaalde varianten van epilepsie kunnen ook behandeld worden door te opereren. Ook dat gebeurt alleen hier in het WKZ. Daarnaast heeft afdeling Panda neurochirurgie, kinderen met een open ruggetje, ook jonge patiënten met grote trauma’s komen bij ons, bijvoorbeeld na een ongeluk. Daarnaast worden stofwisselingsziekten op de afdeling Panda behandeld. Ook kinderen met kinderlongziekten, zoals taaislijmziekte worden hier behandeld. De ontwikkelingen gaan best snel, zoals met SMA en opereren bij epilepsie. Dat is eigenlijk de reden dat ik werken bij Panda altijd erg leuk heb gevonden. Ik ben geen type dat altijd op zoek is naar uitdagingen. Als ik maar lekker kan werken en voldoening uit mijn werk kan halen. En dat lukt. Daarom zit ik al 31 jaar op deze afdeling.
'Ik voel me in het WKZ als een vis in het water'
Werken met kinderen betekent wel dat je een extra rugzak met geduld mee moet nemen. Dat geduld heb ik gelukkig, ook privé. Je kan niet echt boos worden op een kind. Soms moet je wel je grenzen aangeven, maar een kind kan er niets aan doen dat het ziek is. Ik heb wel eens een patiënt verzorgd met een vorm van epilepsie die zich uitte in lichamelijke agressie. Hij zette een keer een bed op zijn kant. Nadien moest ik een agressieformulier invullen, ik dacht wat is dit nou, die jongen kan er niets aan doen, het is een uiting van zijn epilepsie.
Ik heb mijn opleiding tot A-verpleegkundige gehad in Rooms Katholiek ziekenhuis in Enschede. In dat ziekenhuis heb ik gewerkt op de afdeling neurologie voor volwassenen. Neurologie is wel mijn passie. Bij neurologie is observeren heel belangrijk. Goed kijken naar de patiënt, volwassene of kind maakt dan niet uit, wat kan, wat kan niet? Na verloop van tijd kreeg ik steeds meer rugklachten door lichamelijke belasting. Ik dacht dadelijk lig ik hier naast al die herniapatiënten. Toen heb ik gesolliciteerd naar een functie op de kinderafdeling in het AZU. In juli van dat jaar, 1989, verhuisde het AZU van de Catharijnesingel naar de Uithof. Het AZU had nog twee kinderafdelingen. Die werden overgenomen door het WKZ, maar ze pasten niet in het beddenhuis van het WKZ aan de Nieuwegracht in Utrecht. Vandaar dat de kinderafdelingen, die weliswaar bij het WKZ hoorden, maar op C5 in het AZU gehuisvest werden. Daar ben ik toen in november 1989 begonnen.
De ouders hebben 24/7 de zorg voor hun kind, wij maar acht uur per dag. Dan kunnen bij de ouders de kleinste dingen, een verkeerde speen op een fles, of te laat op een bel reageren, of een verkeerde luier, net de druppel zijn die de emmer doet overlopen. Soms denk je dan, ‘wel een wat overdreven reactie’, maar ik begrijp het wel. Dat zijn de dingen waar de ouders grip op kunnen hebben, op het ziekteverloop hebben ze dat niet. Dat geldt met name voor de chronisch zieke kinderen, maar je ziet het ook bij ouders van kinderen met een ernstig trauma. Bijvoorbeeld na een auto-ongeluk, van een gezond kind, heb je ineens een zwaar gehandicapt kind. Ik haal er veel voldoening uit om de ouders daarbij te ondersteunen en te helpen. Dat geeft mij veel energie.
In die 31 jaar heb ik twee keer meegemaakt dat een kind, waar ik de zorg voor had, overleed tijdens mijn dienst. Natuurlijk heb ik wel veel terminale kinderen meegemaakt. Dan maken we vaak nog hand- of voetafdrukjes, je regelt dat er nog een fotosessie wordt gedaan, of dat ze iets krijgen via ‘Make a Wish’. We proberen er zoveel mogelijk voor te zorgen, als de ouders dat willen, dat kinderen thuis kunnen overlijden.
'Werk is leuk en geeft voldoening'
Ik voel me in het WKZ als een vis in het water. Anders had ik het nooit zo lang volgehouden. Het werk is erg leuk, geeft voldoening; ik heb geen behoefte om elders te gaan werken, ondanks de ongemakken van de onregelmatige diensten. Ik ben daarom ook wat minder gaan werken en hoef geen nachtdiensten meer te draaien. Dankzij de universiteit zijn er doorlopend nieuwe ontwikkelingen dat is prachtig. Ook het team is belangrijk. Het specialisme trekt bepaalde mensen aan, die een grote betrokkenheid en affiniteit hebben bij de ziektebeelden. Ik ben heel dankbaar dat ik in dit team werk. Met locatie UMC hebben we een soort moeder-dochterrelatie, met de tunnel als navelstreng. Natuurlijk vind ik het wel leuk als er een epidemioloog van het UMC Utrecht in het nieuws is, of als we weer op een andere manier positief in het nieuws komen. Maar voor mij staat het WKZ bovenaan.”